Snaren en Modi




De "klassieke" Kora

Hals (Bato) met 21 snaren

De belangrijkste snaren hebben een eigen naam.
De toontrap van een snaar in de toonladder staat tussen haakjes aangegeven.
Bijvoorbeeld wanneer de Kora zoals meestal het geval is, in F-grote-terts gestemd is,
dan betekent VI3 in dat geval D3.

(Hinweis: die Oktaven sind von 2 bis 5 nummeriert)

De Kora is heptatonies gestemmd - 7 tonen in een oktaaf dus (tredes I-II-III-VI-V-VI-VII),
zoals bijvoorbeeld C-grote-terts of de witte toetsen op een piano (zie ook onder schalen en stemmingen).

De Kora heeft een toonomvang van meer dan 3 oktaven (op basis van F-grote-terts ziet dat er zo uit):

het laagste oktaaf 2 (het bereik van de bassen) is onvolledig (F-C-A-B),
de twee oktaven 3-4 in het midden zijn kompleet (F-G-A-B-C-D-E-f-g-a-b-c-d-e),
het hoogste oktaaf (het bereik van de discant) is weer onvolledig (f-g-e).

De snaren in de oktaven in het midden zijn diatonies gerankschikt,
d.w.z. de toonladder speelt men zigzagsgewijs rechts (F) links (G) rechts (A) links (B) oplopend.
Met de duimen speelt men het laage bereik (de hoofdletters dus)
en de wijsvingers spelen het hoge bereik (de kleine letters).
Het bereik van de bassen (F-C-A-B) wordt uitsluitend met de linkerduim gespeeld.
Het bereik van de discantus (f-g-e) met de rechter wijsvinger.
(x) betekent een slag op het handvat rechts (een perkussief effekt dus)
en wordt met de rechter wijsvinger uitgevoerd (zie ook onder Bulukondingo Podi).

De snaren en hun harmoniese funktie

De laagste snaar rechts (Trede I) is normaliter de grondtoon en heet Timbango genannt.

Twee snaren boven de Timbango - een Quint (Trede V) - ligt de Timbango a Jingkandango,
"die die antwoord geeft" op de Timbango.
In veel stukken uit het Tiliji repertoir (West-Gambia, Senegal, Guinee Bissau)
wordt deze snaar afwisselnd met de Timbango gespeeld en vormt dan zo een wisselbas.
Kelefaba en N Teri Jato zijn alom bekende voorbeelden van de "normale" grote-Terts-Modus.

N Teri Jato

N Teri Jato MP3 anhören



De laagste snaar links (Trede I) ligt een oktaaf onder de grondtoon en heet Timbamba (in Gambia).
In de Casamance heet, ie Bakumba.
Hij wordt als grondtoon ter versterking van de Timbango gebruikt en geeft deze meer kontrast.

De één na laagste snaar links, de quint (Trede V) boven de Bakumba dus,
oftewel een oktaaf onder de Jingkandango, noemt men Dibong.
Deze snaar heeft dezelfde funktie als de Jingkandango.
Een tweede dus, die antwoord geeft op de Timbango.

De derde snaar links, de sext (trede VI) boven de Bakumba, heet Alla la ke.
Hij is genoemd naar het alom bekende gelijknamige muziekstuk.
In dit stuk speelt deze snaar de dominate harmoniese rol in de afwisseling tussen trede I (grote terts oftewel lydiese modus)
en trede VI (de paralelle mol oftewel doriese modus).
Veel stukken uit het Tilibo repertoir (Oosten van Gambia en Senegal, Mali) zoals Douga zijn volgens dit harmonieschema opgebouwd.

Douga

Douga MP3 anhören



De vierde snaar links, dat is de septiem (trede VII) in verhouding tot de Bakumba, noemt men tesamen met de tweede snaar rechts,
dat is de terts (trede III) in verhouding tot de Timbango, Kumare.
Dit interval is de harmoniese basis van veel stukken uit de Casamanche en Guinee Bissau, zoals Cheddo of Abdou N'Diaye.
Deze stukken gebruiken de trede III als grondtoon en dat betekent dat ze in de phrygiese Modus worden gespeeld.

Cheddo

Cheddo MP3 anhören



Van de bassnaren hebben alleen de bovengenoemden een eigen naam.
Alle hogere snaren heten gewoon Kara la dingo (de kleine snaren) en zijn niets anders als oktaven van deze bassnaren.

Die drie hoogste snaren rechts (dubbele oktaaf ten opzichte van de Timbango (trede I),
oftwel zijn seconde en zijn terts) hebben weer een eigen naam en heten Lenglong.
Ze worden vaak tesamen in akkoord gespeeld en doen dienst als ritmies en perkussief accent in de vorm van een ostinaat.
Zie ook onder "akkoorden" de techniek Sariro).

Alle snaren die in een verhouding van een oktaaf of een quint ten opzichte van een andere snaar staan (zoals C-G-c-g) heten Kumbengo.
Met dit woord wordt echter ook nog de ritmiese basisstruktuur en algemeen de (juiste) stemming aangeduid.

De Kora uit de Casamance

Hals (Bato) heeft 23 snaren

Dit type Kora heeft twee extra bassnaren, aan elke kant één.
Rechts de trede IV (in F-grote-Terts: B), links de trede II (in F-grote-terts: G).
Bovendien wordt de op drie na laagste snaar links, omlaag gestemd.
En wel van trede VI naar trede III.


In de Casamance speelt men ook op Kora met meer dan 21 snaren.
De extrasnaren vullen ruimtes in het bereik tussen de bassnaren waar we het al over hebben gehad.
Er zijn Kora met 23, 25 en zelfs met 28 snaren
(een eigen systeem gestemd: respektievelijk, Jali Meseng Cissokho en Ziguinchor).
Ze vergroten het spektrum aan tonen en bieden de muziekanten de mogelijkheid in een andere modus te spelen,
zonder de Kora opnieuw te moeten stemmen.


Kora met 22 snaren vindt men ook in Gambia en in Guinee Bissau.
Ze hebben aan de rechter kant een extra snaar.
Die heet Panchang en is een Quart hoger dan de Bakumba gestemd (trede IV).
Een bekend stuk dat de Panchang als grondtoon gebruikt en zodoende in de lydiese modus wordt gespeeld,
draagt de naam Kaira.

Dieses Stück wird im lydischen Modus gespielt, das ist in der Stimmung Silaba die Skala B-C-D-E-F-G-A.
Für die normale (Mali) Version des Stückes wird die Kora in Sauta gestimmt,
ebenfalls lydischer Modus, aber Skala F-G-A-H-C-D-E, siehe Skalen und Stimmungen.


Kaira

Kaira MP3 anhören



Snaar nummer 23 heet Linyang en heeft zijn plaats links als twee na laagste snaar.
Hij wordt gestemd als een seconde (trede II) hoger, of als een terts (trede III) hoger dan de Bakumba.
Als terst en in verbinding met de Kumare snaren vormt deze snaar de grondtoon voor stukken in de phrygiese modus.
Yayang is daar een voorbeeld van.

Yayang

Yayang MP3 anhören



Als seconde doet deze snaar dienst als wisselbas in verhouding tot de Dibong (trede V).
En de Dibong is de grondtoon voor stukken in de mixolydiese modus, zoals bijvoorbeeld in Mama Manneh.

Mama Manneh

Mama Manneh MP3 anhören



Hals (Bato) met 28 snaren

De volgende, maximaal drie extrasnaren krijgen een plaats in een eigen rij tussen de snaren links en rechts.
De eerste heet Temajulo kiling en wordt in een uitkeping boven aan de hals aangebracht.
De twee anderen heten respektievelijk Temajulo fula en Temajulo saba en worden d.m.v. speziale gaten in de hals besvestigt.
Temajulo kiling, fula, saba vormen tesamen dus de binnensnaren 1, 2, 3.

De Temajulo kiling wordt een oktaaf lager dan de Dibong gestemd (trede V) en versterkt deze als grondtoon.
Temajulo fula is een verdubbeling van de Alla la ke (sext/trede VI boven de Bakumba).
De Temajulo saba is een verdubbeling van de seconde/trede II boven de Timbango.
Deze drie snaren worden hoofdzakelijk gebruikt voor typiese stukken uit het Casamancerepertoire die in de mixoludiese modus
worden gespeeld en waarin de Dibong de grondtoon is.

Hier komen dus de drie Temajulo snaren en verder nog een bassnaar links Alla la ke) en twee hoge Lenglongsnaren links en rechts erbij.

Men kann het Casamancerepertoir, weliswaar beperkt, ook op een Kora met 21 snaren spelen:
In dit geval wordt een snaar die voor het stuk niet nodig is -
meestal is dat de op drie na laagste snaar links (Alla la ke of te wel sxt/trede VI boven de Bakumba)
als Panchang (quart/trede IV boven de Bakumba) of
als Linyang (seconde/trede II of terts/trede III boven de Bakumba) gestemd.
Bij een Kora met 22 snaren hebben we de Panchang al.
De stukken in phrygiese en mixolydiese modus worden door de extra bassnaar bijzonder interessant,
omdat de Panchang als overgang naar de Linyang en naar de Dibong dienst doet.

ondersteunt zowel de "klassieke" Kora met 21 snaren, als ook de Casamance-Kora met 23 snaren.
Bij de Casamance-Kora wordt Alla la ke door Linyang op terst vervangen en wordt Panchang en Linyang op seconde toegevoegd,
zodat de phrygiese en de mixoludiese modus mogelijk worden.

Modale samenhang


Door de rangschikking van de snaren op de "klassieke" Kora met 21 snaren ondervindt
men de laagste snaar rechts en links als natuurlijke grondtoon respektievelijk als haar oktaaf.
Veel Korastukken hebben echter een andere tonale basis, d.w.z. een andere snaar als grondtoon.
Afhankelijk van de stemming die gebruikt wordt, komen we zo in een andere modus terrecht en verandert het karakter van de muziek.

Het volgende overzicht laat de modale samenhang in F-grote-terst in samenhang met, stemming en grondtoon zien.
Omdat de Kora heptatonies gestemd is, is de modus (de toonaard) van de stukken afhankelijk van de grondtoon.
In het repertoir van de Koramuziek zijn hoofdzakelijk de onderstaande modi gebruikelijk.

Stemming Silaba, Hardino, Tomora Ba
(ze komen grotendeels met de grote-terts-toonladder overeen):

grondtoon skala modus typies muziekstuk
Timbango F F G A Bb C D E f Dur Kelefaba
Linyang A A Bb C D E F G a phrygisch Cheddo
Panchang Bb Bb C D E F G A Bb lydisch Kaira
Dibong C C D E F G A Bb C mixolydisch Dandan Nyarya

Stemming Sauta (Sauta (grote-terst-toonladder met verhoogde quart):

grondtoon skala modus typies muziekstuk
Timbango F F G A H C D E f lydisch Lambang
Linyang A A H C D E F G a äolisch Asumka
Allalake D D E F G A H C d dorisch Douga

Stemming Tomora Mesengo (regional verschillende toonladders, lijkend op mol)):

grondtoon skala modus typies muziekstuk
Timbango F F G Ab Bb C D Eb f dorisch Tara
Linyang Ab Ab Bb C D Eb F G Ab lydisch Mamadou Bitiki

zusätzlich zu den traditionellen Stimmungen werden auch unübliche verwendet, wie zum Beispiel die "Espagnol" genannte:

Grundton Skala Modus typisches Stück
Timbango F F G A Bb C D Eb f mixolydisch kein traditionelles Beispiel