Jaliya - kunst van de Jali









De Jali (Jalolu of op zijn frans. griot) is in de Mandingvolkeren, lid van de kaste der professionele muzikanten.
Ze vormen een grote volksgroep in West Afrika.
Vele westafrikaanse maatschappijen kennen dit beroep "zanger"
(in het arabisch: Qawwal, in het wolof: Gewel, in het fula: Gawlo, in het mauretaans: Iggiw).
De Jali is vergelijkbaar met de troubadours in de mideleeuwen in Europa.

Zijn beroep is erfelijk en sinds mensenheugenis een monopool van de grote familieclans Kouyaté, Diabaté (Jobarteh), Konte (Kanute), Cissokho (Suso) en anderen.
Sinds eeuwen oefenen ze dit beroep uit als hofmuzikanten, adviseurs en diplomaten in dienst van welgestelde personen, heersers en religieuze leiders.

De kunst van de Jali, zowel instrumentaal als muzikant als ook vokaal als lofzanger,
historiker, genealoog, verhalenverteller, entertainer en algemeen als drager van de orale traditie,
heet Jaliya ("dat wat de Jali doet").

De mannen zingen en bespelen de instrumenten kora, balo en de kontingo,
de vrouwen zijn zangeressen en bespelen de newo, een perkussieinstrument van metaal.
Jaliya is een komplexe kombinatie van muzikale en talige kunstvormen,
die ingebed zijn in de sociale kontext van de Mandingkulturen.

Ze worden naar aanleiding van sociale (bruiloft, doop), religieuze en ook privé-aangelegenheden uitgenodigd,
om met muzikale virtuositeit en een ware stortvloed van woorden de gastgever te prijzen
en het glansrijke en heroische verleden van zijn familie in herinnering te roepen.
Ze ontbreken bij geen enkele belangrijke gebeurtenis. Bovendien worden ze als adviseur en bemiddelaar ingeschakeld.

Op ongeveer 5 jarige leeftijd begint reeds de opleiding van de muzikant.
Onderwezen worden de muzikanten door hun vader, een oom, een oudere broer of ook in een ander Jalifamilie. Als volwassene beheersen ze dan als ware meesters de instrumentele technieken.
Tevens beheersen ze het ingewikkelde repertoir van liederen, instrumentele begeleidingen, improvisaties,
de lof- en prijsnamen van diverse familieclans, als ook de historische samenhangen, de mythen en zinspreuken van de Jaliya,
die grotendeels geimprovisserd vertoond worden.

Het klassieke repertoir is veelomvattend.
Sommige liederen dateren uit de tijd van Sundiata, de grote mythische heerser over het Malirijk in de 13 eeuw.

Veel Jalolu zijn gespecialiseerd in een bepaalde richting, of als zanger of als instrumentalist.
Traditioneel huwen Jalifamilies onder elkaar uitsluitend endogaam (Ke Kouyaté «» Muso Cissokho).
De vrouwen (Jali Muso) zijn normaliter de zangeressen,
de mannen (Jali Ke) de begeleidende of solerende instrumentalisten.



Vaak spelen twee of meer kora's samen.
Ook ensembles bestaande uit meerdere instrumenten zoals de balo en de kontingo komen voor.
Zelfs crosskulturele ensembles met instrumenten uit andere ethnien,



zoals bijvoorbeeld de fluiten (Tambin) en strijkinstrumenten (Riti) van de Fulbe/Fula/Pulaar,
de perkussie (Bougarabou) van de Jola, zijn zeer geliefd.

Vanwege het uiteenvallen van de traditionele strukturen, vinden de Jalolu vandaag de dag nauwelijks nog "Patrons",
de voor hun levensonderhoud op kunnen komen.
Ze zijn er dikwijls op aangewezen, in het openbaar als muzikant en entertainer,
ter gelegenheid van religieuze en familie feesten en in de media voor toeristen op te treden.
Veel bekende afro-popstars zoals Mory Kante en Salif Keita komen uit Griotsfamilies.
Echter weinig griots lukt zo'n karriere.
De klassieke Jaliya wordt meer en meer door westerse muziek en afrikaanse popmuziek met westerse instrumenten verdrongen.

Maar gelukkig boomt de muzikale ontwikkeling.
De jonge generatie Kora Fola (koraspelers) onderneemt veel multiculturele experimenten
en vindt haar weg in de internationale World Music Scène, waar ze trots hun kunst tentoonstellen.



Tata Dindin Jobarteh, "Jimi Hendrix" performances.



Dit Projekt will een bijdrage leveren deze hoogstaande kunstvorm meer bekenheid te geven en ook om zodoende
de koramuzikanten meer mogelijkheden te bieden van hun kultuur te kunnen leven
en deze verder te kunnen ontwikkelen.


"Eh Jaliya, Allah le ka Jaliya da"

"Jaliya, het is God zelf, die de Jaliya geschapen heeft"

Deze strofe in de taal van de Mandinka is het refrein in het lied Lambango,
dat de Jali's ter eigen vermaak, voor zich zelf spelen.